Volgens de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) wordt het leven van een filosoof gekenmerkt door het feit dat hij nooit helemaal in zijn tijd past. De filosoof is met zijn lastige vragen, abstracte beschouwingen en obscure ideeën steevast een vreemde eend in de bijt; waar anderen hun tijdgeest accepteren, probeert de filosoof hem te ontwrichten. Een denker komt dus nooit op tijd, maar is altijd te vroeg of te laat. Nietzsche stelt echter dat deze onhandige timing niet slecht is; juist diegenen die de waan van de dag kunnen inruilen voor het denken van de toekomst stuwen de geschiedenis voort door zich te begeven op paden waarvan anderen niet wisten dat zij bestonden.