Omdat God mij geroepen had, lag een loopbaan als priester vast. Ik had me eerst georiënteerd om missionaris te worden en Afrika tot het ware geloof te gaan bekeren toen de pastoor me vertelde dat het de bedoeling was om wereldheer te worden, wat aantrekkelijker was omdat dan een carrière via kapelaan, pastoor, bisschop, kardinaal en uiteindelijk paus mogelijk was.
En zo zat ik ergens in 1963 samen met de pastoor, mijn ouders, een klasgenootje dat ook geroepen was in de kamer van de rector van Beekvliet, het klein seminarie van het bisdom Den Bosch.
Blijkbaar werden we goed genoeg bevonden en mochten we meedoen aan het toelatingsexamen, de CITO test bestond nog niet. Nadat ook deze test met gevolg was doorlopen werd ik toegelaten tot het seminarie.
Het klein seminarie was gevestigd op een imposant landgoed. Aan de voorkant de vleugel waar de priesters die leraar waren hun kamer hadden. Daar achter de kapel, de slaapzalen, de studiezalen en ontspanningsruimtes.
De klassen hadden namen oplopend, De Kleine Figuur, de Grote Figuur, Grammatica, Syntactus, Poezis en Retorica. De eerste twee klassen hadden een eigen speelplaats, de kleine cour, de hogere klassen een grote speelplaats, de grote cour.
Naast het gebouw was een soort van kinderboerderij met onder meer een ezel. Achter het gebouw sportvelden en een wandelpad door bossen. Daar mocht je niet met z’n tweeën lopen, pas veel later begreep ik dat dat was homoseksuele spelletjes te voorkomen.
Binnen de muren was er een afgeschermde wereld met strakke hierarchie, een vast dagritme en een dominantie van het katholicisme. Vroeg in de morgen werd je gewekt door de surveillant die met een bel rondliep en je dekens van je aftrok als je niet meteen naar de wastafels ging. Aansluitend naar de mis en pas als de priester met zijn ring tegen het koper van de kapel tikte mocht je naar de refter, waar de nonnen het ontbijt hadden klaar gezet. Aansluitend naar de studiezaal en daarna lessen. Tussen de middag weer eten, dan weer lessen, dan studie, diner, weer studie en dan nog een uurtje naar de recreatiezaal om weer op tijd naar je bed te worden gedirigeerd.
De opleiding was een categoriaal gymnasium van voor de mamoetwet. Dus naast Nederlands ook Engels, Frans en Duits en de klassieke taken Latijn en Grieks. Wiskunde was onderverdeeld in Algeba en Meetkunde en later nog Goniometrie. Verder Natuurkunde en Scheikunde en natuurlijk Godsdienst. Tot slot nog Lichaamlijke Oefeningen en tekenen.
Ook waren er diverse clubs, zoals de toneelclub, de vliegtuigclub, goochelclub en het koor. Je werd bezig gehouden in de luxe van het rijke roomse leven, weg van de realiteit, weg van de wereld. Slechts een paar keer per jaar mocht je naar huis en zo nu en dan mocht je bezoek ontvangen. De leer van de Kerk was leidend