Het leven op Beekvliet had twee kanten. Aan de ene kant was er de verwennerij, de goudgele buitenkant, de met goud bedekte voorgevels. Aan de andere kant het leven waarover je niet sprak tegen je ouders en de buitenwereld. Het is als in De Stille Kracht van Couperus, over bepaalde dingen praat je niet, je stopt ze weg, je vergeet ze.
Tucht en discipline.
Op een dag ga je met je ouders naar Sint-Michielsgestel en wordt je afgeleverd. Je kamertje, een hok met een bed en kastje, een gordijn ter afscheiding is het eerste jaar je zes meter privé terrein. Een laatste kus, je ouders vertrekken en je ziet ze de komende weken niet.
Vanaf dat moment sta je onder het regime. Vaste tijden. Vroeg opstaan, naar de kapel voor de mis, wachten tot de surveillant met zijn ring op de deur tikt als signaal dat je naar buiten mag, ontbijt, even ontspannen, studie, lessen, lunch, even vrij, studie, lessen, even vrij, studie, diner, studie, vrije tijd en naar bed.
Heerlijk als je van regelmaat houdt en als je dat niet doet dan leer je het wel.
Koor
Er is van alles te doen, sportvelden, clubs, een koor, bonte avonden. De toekomstige priesters moeten verwend worden, we zouden de toekomst van de Kerk worden!
Ik wilde dolgraag bij het koor, maar werd in eerste instantie afgekeurd. Ik moest naar ademhalingsles, bij een strenge vrouw die er niet vies van was om je eens stevig aan te pakken. Maar ja, ik wilde bij het koor en dan moest je die marteling maar ondergaan. En het tweede jaar lukte het ook. We zongen uiteraard alleen maar Christelijke stukken. Te Deum van Mozart, Wachet Auf Ruft uns der Stimme van Bach en Die Schöpfung van Haydn naast de bekende gregoriaanse werken uit de “Liber Usualis”. Hoogtepunt was de opname van een langspeelplaat en een optreden met bekende solisten tijdens de festiviteiten rond het 150 jarig bestaan van het seminarie.
Sport
Mens sana in corpore sano, een gezonde geest in een gezond lichaam was een van de vele dogma;s van het katholieke geloof. Omdat mijn motoriek niet denderend was (en is) was ik een van de jongentjes die als laatste gekozen werd als er gesport moest worden. Met een forse dosis hoogtevrees was de gymles, waarin het klimmen in rekken en touwen een vast onderdeel was, keek ik er niet echt naar uit. De sportkleding was geel-blauw, de kleuren van de kerk en bij partijtjes teamsport moest altijd een team zonder shirt spelen. Later in de kleedruimte moest alles uit en werd je even “gecontroleerd”. Zo wende je aan de naaktheid samen en de priemende ogen van andere jongens en vooral de leraar.
Op de cour, de speelplaats waren goals geschilderd op de muren en in de vrije uurtjes werd er driftig tegen ballen getrapt. Behalve als het gevroren had, dan werd de cour omgetoverd tot een ijsbaan en bonden we de schaatsen onder. Ik had een stel Friese doorlopers die het makkelijk maakte om bij ijshockey de puck bij je te houden.
Ik voetbalde in het laagste team en volgens de traditie van het voetbal speelde ik steeds verder naar achter, tot linksback, waar ik geschiedenis schreef door de snelste rode kaart aller tijden. De trainer had me op het hart gedrukt dat de bal me mocht passeren maar de jongen die er achter liep nooit en te nimmer. Een seconde na de aftrap kwam hij op me af… Vanaf dat moment mocht ik alleen nog maar keeper zijn.
Een keer per jaar deden we mee aan de Rosa Mars een wandeltocht van 25 kilometer in de omgeving van Nijmegen. Ik liep deze tocht in totaal 5 keer.
Clubs
Om bezig te blijven en voor de broodnodige ontspanning waren er diverse clubs. Ik was lid van de Goochelclub een groepje jongens die een goocheldoos cadeau hadden gekregen. Zo nu en dan gaven we een voorstelling, net als de toneelclub.
Ook was ik lid van de vliegclub, waar modelvliegtuigen werden gebouwd. Ook echt vliegende, zweefmodellen en draadbesturing.
Ik was daar kampioen chrashes.
Kruipen
Onder het gebouw was een netwerk van kruipruimtes, veelal lager gangen. We hadden ontdekt dat je vanuit een klaslokaal in die gangen kon komen en zo naar de wijnkelder kon kruipen. De miswijn smaakte heerlijk. We zijn er nooit op aangesproken, maar ik sluit toch niet uit dat de leraren het hebben geweten.
Nonnen.
In de stijl van de kerk werd het “huishoudelijk” werk door nonnen gedaan. Ze hadden daarvoor een goed ingerichte keuken ter beschikking. Met een paar andere jongens gingen we regelmatig afdrogen na het eten en dan kregen we een lekkere koek en een kneepje in de wang als beloning.
Seks
Het complex had een flink aantal sportvelden omgeven door een wandelpad tussen bomen en struiken. Het was niet toegestaan om daar met twee te wandelen. Pas veel later begreep ik dat dat was om seksuele contacten te voorkomen. Seks was sowieso nogal beladen wat met een paar honderd pubers met het celibaat in het vooruitzicht.
Ik zat een keer in de studie een boekje van Baantjes te lezen “De Cock en het sombere naakt”. De surveillant nam het in beslag en deelde me mee dat ik het ’s avonds op zijn kamer kon komen halen. Daar kreeg ik een donderpreek. Die avond verloor ik mijn onschuld, mijn naïviteit en werd de basis gelegd voor het verlies van mijn geloof.
Mijn vriend Charles overkwam het ook en jaren later hoorde ik dat hij zich van het leven had beroofd.
Door het teruglopen van de aanmeldingen werden vanaf 1966 ook “externe” leerlingen toegelaten, waar onder ook meisjes. Vooral Paula was erg populair onder de jongens en als we film keken hoorde je regelmatig haar kreetjes als iemand weer eens zijn handen niet thuis kon houden.
Lessen
Het seminarie was bovenal een gymnasium met veel vakken. De moderne en antieke talen, diverse wiskunde vakken, natuur- en scheikunde, geschiedenis en natuurlijk godsdienst.
Ik had voor de exacte vakken steeds ruime voldoendes, maar met taal was het anders gesteld. Rijtjes van buiten leren. Rosa, rosea, rosae, rosam, rosa…. Totaal geen logica had het latijn. Vertalen naar Nederlands was appeltje eitje, maar omgekeerd een ramp. En dan was er ook nog Duits met die naamvallen en Frans dat ook geen logica kende.
Mijn wiskunde leraar, een leek, Willem Ooms adviseerde me om het seminarie vaarwel te zeggen en me aan te melden bij de Brabantse Medische Analisten School die toen werd opgericht. Mijn seminarietijd was voorbij, een nieuwe fase in mijn leven begon.
Al met al…
Al met al was het een tijd met herinneringen waarbij je de goede koestert en het slechte verstopt. Mijn liefde voor klassieke muziek heb ik daar opgedaan. Mijn onschuld ben ik er verloren. En de basis voor het afzweren van mijn geloof en God is daar wel gelegd.
Van de 94 jongens die begonnen aan het seminarie is er uiteindelijk één priester gewijd. Hij trad later uit omdat hij een relatie kreeg met een vrouw.